Goedaardige niet-odontogene tumoren
Tumoren van epitheliale oorsprong
Inleiding
Tumoren uitgaande van het epitheel zijn bijna altijd van odontogene oorsprong
Ook vele cysten zijn van odontogene oorsprong
Verdere epitheliale niet-odontogene tumoren zijn vooral maligne
Melanotische neuro-ectodermale tumor van de zuigeling
Voorkomen
voorste deel maxilla
kinderen < 1 jaar
ook gevallen buiten kaakbeenderen beschreven
APO
bestaat uit twee celpopulaties
1: soort epitheelcel die melanine produceert
2: neuroblastachtige cellen
niet omkapseld
wisselend aantal melaninekorrels
Symptomen en evolutie
snelle groei
snelle vervorming voorste deel gelaat
ofwel helemaal in bot, ofwel aspect van al dan niet gepigmenteerde epulis
goedaardige tumor, quasi zonder recidief
indien toch recidief âžž altijd binnen 6 maanden postop en bij kinderen <4,5m
geen metastasen
Rx
doet denken aan invasieve maligne tumor
slech omgrensde radiolucentie (soms scherp)
verdringing aanpalende tanden
R/
conservatieve enucleatie
Beenvormende tumoren
Osteoom
Voorkomen
langzaam groeiende tumor
behoorlijk zeldzaam (als je hyperostose uitsluit)
hyperostose vs exostose
hyperostose: beperkte benige uitwas die niet verder aangroeit
reactieve zwelling (trauma of infectie)
bijna uitsluitend op de schedel (faciaal skelet en sinus)
frequenter in mandibula dan in maxilla
sinus, vooral frontalis
uitgaande van tussenschot
orbita kan ook
kan op elke leeftijd
APO
goed gedifferentieerd rijp botweefsel
geen neiging tot recidief
Klinisch
naar buiten groeien: periostaal osteoom, perifeer osteoom
gladde harde oppervlakte
enkelvoudig of gelobd
gesteeld of sessiel
centraal in bot: centraal osteoom, enostose
moeilijke diagnose
Rx
dense goed omgrensde osteosclerotische massa
moeilijk (ook histologisch) te differentiëren van andere ossificerende beenletsels
DDx
chronische scleroserende osteomyelitis
verkalkte fibreuze dysplasie
osteochondroom
ossificerend of cementificerend fibroom
R/
chirurgische wegname
groeve maken met piezzo
dan beitel
geen recidief
speciale vormen
torus palatinus
benige verdikking middellijn hard verhemelte, enkelvoudig of gelobd
verschillende afmetingen
prothetische moeilijkheden
torus mandibularis
linguale zijde onderkaak, boven linea mylohyoidea
vaak bilateraal twee verdikkingen
enkel wegnemen bij hinder
beiden hebben waarschijnlijk erfelijke component
Gardner syndroom
genetische mesenchymale afwijking: autosomaal dominant
triade
polyposis coli
weke delen tumoren
multipele osteomen
vooral mandibula, maar ook elders in skelet
zowel osteomata eburnea (nabij tand) als exostosen
andere MFM afwijkingen
vaak surnumeraire en geretineerde tanden
vaak odontomen
voorkomen
vaak eerst huid en botafwijkingen
polyposis vanaf 3de decade
dit is heel belangrijk
worden 100% maligne
preventieve colectomie aangewezen
Osteoblastoom en osteoid osteoom
Voorkomen
osteoblastoom en osteoid osteoom zijn waarschijnlijk verschillende uitingen van eenzelfde ziektepatroon
histologisch identisch
osteoblastoom
iets meer volumineus en agressief
zeldzame bottumor
voornamelijk in wervelkolom, lange beenderen en beenderen van handen en voeten
10% zit in maxilla/mandibula
voornamelijk bij mannen tussen 10-25j
osteoid osteoom is zeldzaam in de kaakbeenderen
Klinisch
pijn is frequent
minder erg en frequent bij osteoblastoom dan osteoïd osteoom
pathognomonische triade
plotse pijnopstoot 's nachts beterend met NSAID/cortico's
osteocondensatie met centrale nidus
hypercaptatie op scintigrafie
Rx
osteoblastoom
radiolucent en scherp begrensd, maar zonder sclerotische boord
inkepingen aan randen
dunner en opgeblazen corticalis
osteoïd osteoom
kleine, ronde radiolucentie
dunne sclerotische rand + centrale opaciteit (nidus)
R/
grondige curettage
zeldzaam recidief
Kraakbeenvormende tumoren
Chondroom
Voorkomen
zeldzaam gezien kaakbeen gevormd wordt door periostale groei en geen kraakbeenschijven
frequent in algemeen skelet
moeilijk microscopisch onderscheid tussen chondroom en chondrosarcoom
meeste chondrogene tumoren in kaakbeen zijn kwaadaardig (ook al lijken ze histologisch rustig)
Klinisch
traag pijnloos groeiend gezwel
alle leeftijden, maar vooral 50-60j
Lokatie
frequent mandibula: processus coronoideus of condylus
maxilla kan ook
soms symfyse
Rx
niet specifiek
onregelmatig begrensd radiolucent letsel
haarden van verkalking mogelijk
DDx radio-opake massa in condylus
osteoblastoma
ossificerend fibroom
chondroom
synoviale chondromatosis
kaakgewricht
cartilagineuze metaplasie van mesenchymale resten van synoviaal weefsel in het gewricht
eerder actieve metaplasie dan neoplasie
vaak unilateraal
Symptomen
pijn
inflammatie
zwelling
beperkte kaakbeweging
crepitatie
R/
ruime resectie want lokaal agressief + sarcomateuze degeneratie in 1%
Chondroblastoom
Voorkomen
goedaardig chondroïd producerend neoplasma < chondroblasten
zeer zeldzaam
ontstaan enkel rond ATM met voorkeur pars squamosa os temporale
APO
cytogenetica: karakteristieke H3F3B puntmutatie
R/
verwijdering
50% recidief
zeldzaam metastasen
Chondromyxoid fibroom
Goedaardige cartilagineuze bottumor
Karakteristieke lobulaire architectuur tegen chondromyxoïde achtergrond
Zeldzame bottumor met lichte voorkeur MFM
R/
na curettage 26% recidief
daarom vaak blokresectie met reconstructie
Desmoplastisch fibroma
Classificatie volgens WHO onder benign maxillofacial bone and cartillage tumor
Kan ook bij de bindweefselvormende tumoren gerekend worden
Voorkomen
lokaal agressief myofibroblastisch letsel van het bot
<30j
86% in mandibula (ramus, angulus)
desmoïd: grote hoeveelheid collagene vezels op histologisch beeld
Klinisch
traag groeiende pijnloze massa
RX
goed omlijnd
radiolucent
evolutie
corticale perforatie
soms uitbreiding in weke weefsels
R/
>55% recidief bij curettage
daarom resectie en reconstructie
Fibro-osseuze en osteochondromateuze laesies
Inleiding
Gevarieerde groep: de ene is dysplasie, de andere is tumor
Cementoblastoma en cemento-ossificerend fibroom âžž odontogene tumoren van mesenchymale oorsprong
Ossificerend fibroom
Voorkomen
goedaardige fibro-osseuze neoplasmata in kaakbeenderen en craniofaciale skelet
3 klinisch-pathologische varianten
cemento-ossificerend fibroom âžž van odontogene oorsprong
dit is in strijd met de titel van niet-odontogene tumoren
het klopt dat deze entiteit van odontogene oorsprong is
echter gezien zijn gelijkaardige kenmerken met de andere twee entiteiten wordt deze nogmaals hier besproken
juveniel trabeculair ossificerend fibroom âžž agressief wegens expansie!
juveniel psammomatoid ossificerend fibroom
Cemento-ossificerend fibroom
Epidemiologie
zeldzaam, met piekincidentie 20-30j
V:M is 5:1
Lokalisatie
tanddragend deel boven- en onderkaak
mandibula, M en PM regio
Kliniek
pijnloze expansie buccale en linguale cortex
grote letsels kunnen onderrand mandibula en sinusbodem verplaatsen
Rx
vroeg letsel is radiolucent
progressief radio-opaak
Macroscopisch
multipele COF zijn geassocieerd met hyperparathyreoidie kaakbeen tumor syndroom
goed omlijnd letsel dat vlot kan worden uitgepeld
Cytogenetica
veroorzaakt door CDC73 gen mutatie
afwezigheid GNAS mutatie, welke karakteristiek is voor fibreuze dysplasie
Prognose en R/
traaggroeiend goedaardig neoplasma
conservatieve excisie volstaat zonder veel recidief
onbehandeld âžž massieve volumes âžž nood tot en-bloc resectie
NOOIT RT âžž sarcomateuze omvorming
Juveniel trabeculair ossificerend fibroom
Epidemiologie
zeldzaam, voornamelijk bij kinderen en adolescenten (8,5-12j)
geen gendervoorkeur
Lokalisatie
voorkeur maxilla, non tooth bearing
Kliniek
progressieve, soms snelle expansie maxilla
kan neusobstructie of epistaxis geven
Rx
expansiele, goed omschreven radiolucentie
variabele mate van opacificatie
uitdunning cortex en perforatie
Macro
trabeculaire patroon met kromlijnige, hemorrhagische strengen
Prognose en R/
talrijke en frequente recidieven na conservatieve verwijdering
agressieve chirurgisch benadering
NOOIT RT
Juveniel psammomatoid ossificerend fibroom
Epidemiologie
zeldzaam
geen voorkeur voor leeftijd en geslacht
Lokalisatie
vooral buiten kaakbeenderen, non tooth bearing
periorbitaal, os frontale en ethmoïdale
Kliniek
botexpansie orbita, nasaal bot of sinussen
eventueel proptosis, visusstoornis, neusobstructie
soms binnen tumor ontstaan van secundaire aneurysmale botcyste âžž geeft snelle groei
Rx
expansiele, goed omschreven radiolucentie
variabele mate van opacificatie
uitdunning cortex en perforatie
Prognose en R/
talrijke en frequente recidieven na conservatieve verwijdering
agressieve chirurgisch benadering
NOOIT RT
DDx
ossificerend fibroom = scherpe omlijning
fibreuze dysplasie = geen scherpe omlijning
juveniel ossificerend fibroom vs osteosarcoom
fibroom kan soms agressief karakter hebben âžž histologisch onderscheid met sarcoom niet makkelijk
fibroom kan soms ook verhoogde alkalische fosfatase hebben
klinisch en radiologisch geen verschil tussen ossificerend en cementificerend fibroom
eventueel radiolucente band rond letsel âžž suggestief voor cementificerend fibroom
histologisch geen onderscheid tussen ossificerend fibroom en fibreuze dysplasie
diagnose op basis van Rx
Familiaal gigantiform cementoom
Voorkomen
erfelijke aandoening: autosomaal dominant/familiaal
bij zwarte vrouwen
middelbare leeftijd
snelle groei en enorme faciale deformatie
Rx
radio-opake massa in kaakbeen
multipel en symmetrisch
R/
uitgebreide heelkunde verwijdering
uitdaging gezien multifocale aantasting + snelle groei
Fibreuze dysplasie
Inleiding
Goedaardige skeletafwijking (ziekte van Jaffe-Lichtenstein)
Fibreus weefsel en immatuur been in wisselende verhoudingen i.p.v. normale spongiosa
⇒ ° vervorming normale anatomische contour bot
Types
beperkt tot één been = monostotisch
polyostotisch
zonder endocriene stoornis
in meerdere craniofaciale beenderen = craniofaciale fibreuze dysplasie
met endocriene stoornis = Albright syndroom
Monostotische fibreuze dysplasie
Etiologie
onbekende oorzaak
ontwikkelingsstoornis beenvormend mesenchym
maturatiestilstand op stadium van woven bone
erfelijke basis niet uitgesloten
Voorkomen
monostotisch tot 10x frequenter dan polyostotisch
voornamelijk tussen 10-20j
vaker bij vrouwen (discussie)
kaakbeenderen en schedelbasis: 10% van alle monostotische FD
BK>OK
BK: vooral wand sinus maxillaris
OK: PM/M streek
rest skelet: voornamelijk ribben!!
APO
stroma van collageen bindweefsel
hiertussen grillige beenbalkjes/cementumklompjes
stadium 'woven bone'
al dan niet omgeven osteoblastenrand (discussie)
geen diagnostisch histologisch verschil tussen FD en ossificerend fibroom âžž diagnose op basis van Rx
Kliniek
meest constante kenmerk: zwelling aangetaste bot
komt tot stilstand na bepaalde tijd
kan symptomen geven
exoftalmie
verplaatsing oog andere richting
beperking mondopening
symmetrische uitwendige zwelling BK (= leontiasis ossea)
voelt hard aan
tanden aangetaste kwadrant
kunnen verplaatsen
geen resorptie
bewaarde vitaliteit
lamina dura verdwijnt in 50%
mucosa vertoont geen afwijkingen
pijn kan, maar is zeldzaam
algemene symptomen zijn niet aanwezig
geen afwijkingen qua biochemie
Rx
wisselend volgens stadium ziekte
evolueert van radiolucentie naar radio-opaciteit:
wolkachtig beeld (mottled)
trabeculaire structuur verdwijnt en vervangen door radiolucentie
radiolucentie doorspekt met opake vlekken + groffe balkjes = pagetoïd beeld
grosso modo 3 vormen
geleidelijke overgang aangetast-gezond been over 1cm
BK: scherpe aflijning indien letsel in streek hoektand
OK: verdunning en opblazen corticalis zonder periostale reactie
sclerotische vorm met matglas uitzicht
door diffuse verkalking fibreus weefsel
zien we bij stabilisatie ziekte
uni- of multiloculaire radiolucentie
omgrensd door scherpe lijn
beeld van cyste of ameloblastoom
scintigrafie gevoeliger dan gewone Rx
Genetica
in de drie vormen: missense mutaties van GNAS gen
Prognose
vaak stabilisatie tot regressie in puberteit
GEEN algemene regel
NOOIT RT: sarcomateuze ontaarding
anders zo goed als nooit maligne omvorming
DDx
moeilijk door de 3 grosso modo Rx uitzichten
verschillende botaandoeningen
osteomyelitis
Paget
centraal reuscelgranuloom
aneurysmale beencyste
ossificerend fibroom
DDx door confrontatie klinische, radiologische en histologische gegevens
R/
afwachtende houding met klinische en radiologische opvolging om de 6 maanden
eerste lijn is bisfosfonaten
pijnreductie
betere functie bot
minder kans op fractuur
dan pas chirurgie
diagnostische biopsie
correctie deformatie: recontouring
NOOIT RT
Polyostotische fibreuze dysplasie
Macro- en microscopisch identisch aan monostotische vorm
Waarschijnlijk enkel kwantitatief verschil, maar hetzelfde ziektebeeld
Voorkomen
veel zeldzamer dan monostotische (1:30)
vooral onderste extremiteiten aangetast
aantasting kaakbeen is zeldzaam
vaak café-au-lait vlekken
binnenzijde dijen en rug
50% van de gevallen
McCune-Albright syndroom
Triade
skeletafwijkingen
café-au-lait vlekken
endocriene stoornis
pubertas praecox (voornamelijk bij meisjes)
vervroegde skeletale groei
schildklierproblematiek
Cemento-osseuze dysplasie
Voorkomen
frequentste goedaardige fibro-osseuze laesie van de kaakbeenderen en enkel in tanddragende deel
prevalentie 2-3/1000
vooral bij zwarte vrouwen (70-100%)
gemiddelde leeftijd: 20-40j
voornamelijk bij snijtanden onderkaak
vaak multipele lokalisatie
symptoomloos verloop en vaak toevallig ontdekt
vitale tand
Vormen
peri-apicale COD: apicale regio mandibulair onderfront
focale COD: één element
floriede COD: multifocaal en multiquadrant, boven canalis mandibulae
Kliniek
asymptomatisch
toevallige vondst bij vitale tand
Bij floriede vorm: soms expansie, pijn en pus door surinfectie
Radiologisch uitzicht
3 rijpingsstradia âžž wijziging Rx beeld
1: scherp omlijnde radiolucentie aan de apex van 1 of meerdere tanden (DDx apicale infectie)
2: radio-opake vlekken in radiolucente haard
3: volledig radio-opaak met omgevende been dat afgegrensd is door dunnen radiolucente zoom
scintigrafie: kleurt aan!
APO
zelfde als cementificerend fibroom
cementumpartikels gezaaid in bindweefselstroma
cementum is moeilijk te onderscheiden van bot âžž zowel klinisch als radiologisch onderscheid nodig
DDx
craniofaciale fibreuze dysplasie
osteomyelitis
ameloblastoma
maligniteit
Paget
thalassemie
ossificerend fibroom
Gardner
Behandeling
onschuldig! geen R/
cave floriede vorm
chirurgie onder AB-dekking
risico op ontwikkeling osteomyelitis (slechte bevloeiing)
Osteochondroom
Voorkomen
been en kraakbeen âžž toch in deze groep wegens enchondrale verbening
één van de frequentste tumoren in rest skelet (50% van goedaardige bottumoren), maar zeer zeldzaam in kaakbeen
quasi altijd processus coronoideus en condylus mandibulae
Klinisch
zeer traag groeiende en pijnloze zwelling
vaak mondopeningsproblemen
Rx
onregelmatig verkalkte exostose: sessiel of gesteeld
Prognose
1% heeft sarcomateuze degeneratie
indien multipele lokalisatie: 10% omvorming
Extra: non-ossifying fibroma
Staat niet in WHO 2017
Is een niet-neoplastisch letsel in de metafyse van de lange beenderen van kinderen en adolescenten
Tot 20 casussen in de mandibula, 1 in de maxilla
Asymptomatisch, kan wel leiden tot pathologische fractuur
Reuscellaesies
Inleiding
Reuscellen komen voor bij hele wat beenaandoeningen
Ze hebben op zich dus niet zo een grote betekenis
Vaak zijn het osteoclasten secundair aan de beenlaesies
In 1953 maakte Jaffe belangrijk onderscheid
echte reusceltumor: komt vooral voor in de lange pijpbeenderen en heeft slechte prognose
reuscelgranuloom: komt in de kaakbeenderen voor en is vaak onschuldiger
Histologisch onderscheid tussen beide vormen is niet mogelijk âžž evolutie afwachten en retrospectief diagnose
+ Nog moeilijkere diagnose in kaakbot, omdat de twee aandoeningen hetzelfde histologisch beeld geven
WHO 2017 heeft 5 reuscellaesies
centraal reuscelgranuloom
perifeer reuscelgranuloom
speciale vormen
hyperparathyroidie
cherubisme
aneurysmale botcyste
eenvoudige botcyste
Centraal reuscelgranuloom kaakbeenderen
Definitie
gelokaliseerde goedaardige, doch agressieve osteolytische laesie van het kaakbot
osteoclastachtige reuscellen ingebed in vasculair stroma
tumor vs granuloom
centrale reusceltumor
vooral in distaal eind femur en proximaal eind tibia
het bestaan van echte reusceltumor wordt niet meer aanvaard in kaakbeenderen
reuscelgranuloom
homoloog in kaakbot van benigne vorm van reusceltumor in rest van het skelet
Frequentie
10% van benigne kaakbeentumoren
incidentie 1/800 000
5YS zonder ziekteverschijnselen is 76%
Voorkomen
ontwikkelt zich op jonge leeftijd: 75% <30j
OK (2/3) > BK
vaak solitair, soms multipel (ook letsels in pijpbeenderen)
bij multipele âžž uitsluiten syndromen (Noonan, Leopard, NF type 1)
APO
macroscopisch
roodbruine vlezige massa (zoals placenta)
sterke vascularisatie
microscopisch
bindweefsel met talrijke reuscellen
vaak bloedingen en neerslag van hemosiderine in nabijheid reusceltumor
plaatselijk strepen osteoid
periost intact
Symptomen
langzaam groeiende tumor met expansie bot
soms pijn
cortex perforatie: je ziet weke delen zwelling schemeren (roodbruin/blauw)
intacte mucosa
tanden
migratie en mobiliteit
wortelresorptie
na extractie âžž heel sterke bloeding
vluggere groei tijdens zwangerschap
eventueel hormonale beïnvloeding
30% heeft agressief verloop
snelle groei
corticale perforatie en invasie weke delen
pijn
Rx
best MRI en PET-CT doen
weke delen invasie aflijnen
multipele lokalisaties bij 3,6% van patiënten
Genetica
geen kenmerkend genetisch profiel
minderheid die associatie heeft met NF1, Noonan of Leopard syndroom
Noonan âžž PTPN11 gen
mutaties in RAS/MAPK pathway
Biochemie
normaal
enkel DDx met secundaire reusceltumor o.b.v. hyperparathyroïdie
deze kan je klinisch of histologisch anders niet onderscheiden
Rx
scherp afgelijnde radiolucentie
soms dunne tussenschotten geven multiloculair aspect - zeepbellenbeeld
kan expansie bot geven met verdunnen cortex
kan zelfs perforeren
geen periostale nieuwvorming bot
tanden
verplaatst en divergerend
zeldzaam wortelresorptie
zeldzaam reuscelgranuloom distaal van M1
Prognose
reusceltumoren hebben gereserveerde prognose
sterke neiging tot recidief (60%)
maligne ontaarding tot 30%
geen manier om agressief gedrag te voorspellen
in kaakbeen = reuscelgranuloom âžž veel onschuldiger
maligne degeneratie is zo goed als onbestaande
metastasen nooit gezien
recidief wel tot 49%
Behandeling
excisie of curettage bij kleine letsels
recidief of groot letsel âžž resectie met marge
bij grote letsels ➞ vaak eerst intralesioneel of systemisch corticoïd, calcitonine, interferon en denosumab
NOOIT RT âžž sarcomateuze ontaarding
Perifeer reuscelgranuloom
Definitie
tegenhanger centraal reuscelgranuloom
Etiologie
gaat vaak om een uitgesproken reactie op lokale irritatie
= giant cell reparative granuloma
vaak tandextractie, prothese, hechtingsdraad
Kliniek
fambroosachtige vaste consistentie
1cm diameter
donkerrode kleur met vasculair utizicht en effen/hobbelig oppervlak
kan op betande of edentate kam
R/
diepe excisie tot op bot
scalen naburige elementen
Speciale vormen
Inleiding
Multipele of hardnekkige reuscelgranulomen âžž denk aan hyperparathyroidie of cherubisme
Etiologisch totaal anders âžž toch hier besproken omdat er ook reuscellaesies zijn die histologisch niet te onderscheiden zijn van de vorm hier supra
Hyperparathyroidie
Wat doet PTH?
Gesecreteerd door de bijschildklieren
Zorgt voor calcium-fosfaat homeostase
Snelle regulator --> reageert acuut op plasma calciumconcentratie
Waar werkt PTH?
botten: ook botvormend, maar voornamelijk resorptief effect âžž calcium mobiliseren
nieren: bevordering calciumresorptie + remmen fosfaatresorptie
darmen: meer calciumabsorptie door calcitriol (meest actieve vorm vitamine D3) en PTH zorgt voor vorming calcitriol
Hoe werkt PTH?
fase 1: onmiddellijke mobilisatie calcium uit toegankelijke voorraad
fase 2: calciumafgifte door botresorptie
stimulatie osteoclasten en osteocyten (osteoblasten hebben geen PTH-receptor)
osteoblasten maken RANK-ligand âžž deze bindt op osteoclastprecursor
Vormen van hyperparathyroidie
primaire HPT
voorkomen
frequente endocriene aandoening (1-500/2000) (derde meeste frequente na DM en schildklierpathologie)
vaak asymptomatische hypercalciëmie
symptomen: stones, bones, abdominal groans and moans
stones: renale manifestaties (lithiasis, calcinose, hypercalciurie, CNI)
bone: pathologische fractuur, osteopenie, osteoporose, osteïtis fibrocystica
abdominal groans: nausea, braken, constipatie en pijn
moans: neuromusculaire en neuropsychiatrische symptomen
etiologie
overmatige secretie PTH door adenoom (80%) of hyperplasie 4 bijschildklieren of bijschildkliercarcinoom (zeldzaam)
er zijn ook zeldzame familiale oorzaken die 5-10% uitmaken
bruine tumoren
reuscelgranuloomachtige letsels in mandibula of maxilla
4,5-6% van de PHPT patiënten
secundaire HPT
voorkomen
verbonden aan chronische nierziekte met CNI of nierfalen
= renale osteodystrofie = CKD-MBD (mineral bone disorders)
etiologie
oplopen fosfaatspiegel ⇒ minder productie calcitriol in de nieren ⇒ minder calcium-absorptie uit de darm
geeft hypocalciëmie ⇒ stimulatie PTH-productie ⇒ secundaire HPT
resorptie bot
skeletafwijkingen bij CKD-MBD variëren
abnormaal snelle botturnover (osteitis fibrosa)
abnormaal langzame botturnover (adynamisch bot)
R/
niertransplant
cave
CKD âžž verlengde bloedingstijd door uremische toxines die plaatjesaggregatie remmen
therapeutische effecten door vasopressine om bloedingstijd te corrigeren
CKD-MBD zien we vaak bij diabetici en chronische hypertensie en natuurlijk bij dialysepatiënten
tertiaire HPT
= blijvende HPT bij SHPT na niertransplant
gevolg van trage involutie bijschildklierhyperplasie + stimulerend effect corticoïden die je krijgt na transplant
bijschildklieren gaan 'onafhankelijk' werken na wegname stimulus
symptomen
algemene symptomen: abdominale klachten/atypische klachten/mentale stoornissen
MFM symptomen
faciale asymmetrie of zwelling (95%)
malocclusie
spraak/kauwproblemen/condylaire resorptie
pijn (7-25%) en neuropathie (3%)
tandmobiliteit en tori
wijziging in tandstructuur (glazuurhypoplasie, dentinehypoplasie, verlies cement, pulpacalcificatie)
reuscelepulis
Rx
PHPT geeft skeletafwijkingen op Rx in tot 40% van patiënten
46% van PHPT heeft verdwijnen lamina dura als vroeg diagnostisch teken + afname corticale dikte
andere tekens
corticale destructie
tandverplaatsing
wortelresorptie
obliteraltie canalis mandibulae
dystrofische calcificatie
andere skeletale tekens
botresorptie in de vingers
peper en zout schedel
Uitgesproken PHPT
bruine tumor in schedel met in 5% aantasting kaakbeen
histologisch niet te onderscheiden van reusceltumor
veel zeldzamer bij SHPT
DDx
'bruine tumor'
centraal reuscelgranuloom
aneurysmale botcyste
cherubisme
HPT
fibro-osseuze laesie
fibreuze dysplasie
cemento-osseuze dysplasie
Paget
botbevindingen HPT
denk ook aan perifeer reuscelgranuloom, reuscelepulis, sarcoïdose, ziekte van Crohn, Langerhanscel histiocytosis, ziekte van Wegener, TBC, syfilis
Bloedonderzoek
calcium: hyper
fosfaat: hypo
alkalische fosfatase: hyper (enkel bij klinisch botaantasting)
Diagnose
3 fases
klinisch en radiologisch denkt men aan HPT
biochemisch onderzoek toont verhoogd calcium aan
bijkomende testen om HPT te bevestigen
nierfunctietest
scintigrafie
Behandeling
interne geneeskunde
lokaal: surinfectie vermijden
Cherubisme
Definitie
autosomaal dominante erfelijke aandoening
symmetrische expansie van maxilla en mandibula
bot vervangen door cyste-achtige reuscellaesie
Benaming
bilaterale zwelling wangetjes met hemelwaartse blik (omhoogduwen oogbodem)
cherubijntjes uit renaissance kunst
Epidemiologie
niet gekend
zeer zeldzaam
Genetica
puntmutatie SH3BP2-gen met toegenomen osteoclastactiviteit
autosomaal dominante overerving met 100% penetrantie bij mannen en tot 70% bij vrouwen
Kliniek
zwelling vanaf 2-4j
neemt toe gedurende 5j
altijd evolutie naar bilaterale aantasting mandibula
trage symmetrische expansie kaakbeenderen <6j
tanden: verplaatsing, agenesie
vaak submandibulaire adenitis
indien toch maxilla aangetast ⇒ retractie gelaatsthuid waardoor meer scleral show onderaan ⇒ hemelwaartse blik
Rx
aangetaste kaakbeenderen
multiloculaire radiolucentie
goed omgrensd
sclerotische rand âžž zeepbel
Histologie
fibro-osseus letsel met veel reuscellen
geen specifiek beeld
R/
afwachtende houding
spontane regressie te verwachten na puberteit
eventueel modellerende ingrepen, indien echt esthetisch/functioneel probleem
GEEN RT
indien blijvend groeiend letsel = intralesionele injectie van corticoïden en systemisch toedienen van calcitonine
Aneurysmale botcyste
Definitie
WHO heeft dit gezet onder reuscellaesies
(multi)cystisch expansiel osteolytisch neoplasma
met bloed gevulde ruimtes van elkaar gescheiden door fibreuze septa die osteoclastachtige reuscellen bevatten
Voorkomen
zeldzame aandoening bij kinderen en jongvolwassenen
vooral non-MFM
Lokatie
meestal mandibula en meestal posterieure regio
samengaan met andere laesies
kan een secundair letsel zijn op al bestaande laesie
kan zelfs het primaire letsel oblitereren
vaak met osteoblastoma, fibreuze dysplasie of (cemento-)ossificerend fibroom
Klinisch
pijnlijke zwelling
tanden
vitaal
mobiliteit
verplaatsing
maxilla
uitbreiding naar sinus, neus en orbita (eventueel exoftalmie)
Rx
wijdmazige, honingraatachtige radiolucentie
begrensd door dunne lamel
botsepta op CT
vochtniveau in cysteholte
APO
macroscopisch
sponsachtig weefsel
bloed welt overvloedig op
bij extractie âžž hevige bloeding
microscopisch
bindweefsel met met bloed gevulde lacunes
reuscellen in septa
bij secundair: vast gedeelte verwijzend naar primaire tumor
Genetica
69% heeft mutatie CDH11 âžž upregulatie USP6
Prognose
klein letsel: curettage
groot en destructief: en-bloc resectie
recidief in 10% met dan extensie naar weke delen
Eenvoudige beencyste
Defintie
gekend als "traumatische botcyste"
Voorkomen
zien we vooral in metafyse van lange beenderen
MFM zien we ze vaak bij angulus
vooral bij kinderen en adolescenten
Rx
scherp begrensde radiolucentie
geen verplaatsing/resorptie tanden (vitaal)
grote exemplaren zijn multiloculair
botexpansie meestal niet aanwezig
Kliniek
asymptomatisch
toevallige vondst op Rx
bij exploratie: gefragmenteerde bloedklonter of niets (geen omgrenzing met cystevlies)
soms te zien bij floriede osseuze dysplasie
Etiologie
ongekend
NIET DOOR TRAUMA
R/
curettage
niet doen bij floriede osseuze dysplasie
geneest waarschijnlijk vanzelf, maar exploratie noodzakelijk voor bevestiging diagnose
Tumoren van vasculaire oorsprong
Hemangioom
Inleiding
tumor van bloedvaten
aanvoerende arterie
soort aneurysma of AV-shunt in de kaak
zijn eigenlijk geen tumoren maar diagnostiek en therapie loopt gelijkaardig
Voorkomen
frequent in hoofd-hals gebied, maar zelden in het kaakbeen
meer in mandibula dan maxilla
meer bij mannen tussen 10-20j
vaak caverneus type
ontwikkelt uit periost en invadeert secundair in bot of primair in spongieus bot
Symptomen
frequentste: mobiliteit van tanden en episodes van spontane gingivale bloeding
soms wortelresorptie
pijn mogelijk, kloppend type
expansie bot met soms doorbraak corticalis = weekachtige zwelling mucosa met blauwe verkleuring en soms palpeerbare thril
Rx
+/- goed afgelijnde radiolucentie
doorspekt met trabeculae âžž honingraat beeld
soms expansie periost met verticale beenspiculae = sunray beeld (DDx osteosarcoom)
Diagnose
punctie âžž geeft zonder veel moeite veel bloed
geen biopsie o.w.v. risico op levensgevaarlijke bloeding
arteriografie + Doppler
Prognose
goedaardig gezwel
toch gevaarlijk door nabijheid tanden
extractie geeft risico op levensgevaarlijke bloeding
R/
heelkundig
embolisatie
a. carotis externa afbinden om chirurgie mogelijk te maken
Tumoren van neurogene oorsprong
Goedaardig Schwannoma
Voorkomen
goedaardig neoplasma dat ontstaat uit Schwanncellen van perifere gemyeliniseerde zenuwvezels (sensorisch type)
vooral in OK, als bonewax in contact komt met NAI of na traumatisch letsel lingualis, NAI
asymptomatisch
Rx
goed afgelijnde radiolucentie op verloop NAI + verbreding canalis
NF uitsluiten
R/
conservatieve resectie of curettage
Last updated